Hoe ontstaat sneeuw?
Sneeuw begint hoog in de atmosfeer, in wolken waar de temperatuur onder het vriespunt (0°C) ligt. Het proces verloopt ongeveer zo:
- IJskristallen vormen: Waterdamp (water in gasvorm) in de wolk bevriest direct tot ijs, zonder eerst vloeibaar water te worden. Dit gebeurt rond minuscule deeltjes in de lucht, zoals stof of roet (condensatiekernen). De ideale temperatuur hiervoor is vaak rond de -12°C.
- Kristallen groeien: Deze ieniemienie ijskristallen trekken meer waterdamp aan, die ook bevriest op hun oppervlak. Hierdoor groeien ze.
- Sneeuwvlokken ontstaan: Terwijl de ijskristallen in de wolk bewegen, botsen ze tegen elkaar en klitten samen. Zo vormen ze sneeuwvlokken, die uit tientallen tot wel honderd individuele ijskristallen kunnen bestaan. De klassieke zespuntige stervorm ontstaat bij temperaturen net onder het vriespunt en voldoende luchtvochtigheid.
- Vallen maar: Als de sneeuwvlokken zwaar genoeg zijn, vallen ze uit de wolk naar beneden. Of ze ook als sneeuw op de grond aankomen, hangt af van de temperatuur van de luchtlagen waar ze doorheen vallen. Als het aan de grond (net) boven nul is, kan het nog steeds sneeuwen als de luchtlagen erboven koud genoeg zijn.