Hoe ontstaat een lawine?
Een lawine ontstaat niet zomaar. Er zijn een aantal factoren nodig:
- Een Steile Helling: De meeste lawines (ongeveer 90%) vinden plaats op hellingen met een hoek tussen de 30 en 45 graden. Dit zijn vaak de hellingen die wintersporters aantrekkelijk vinden. Hellingen minder steil dan 25-30 graden zijn meestal te vlak, en op hellingen steiler dan 50 graden blijft sneeuw minder makkelijk liggen.
- Een Sneeuwdek met Lagen: Het sneeuwdek op een berg bestaat uit verschillende lagen, gevormd door eerdere sneeuwval en weersinvloeden. Elke sneeuwbui voegt een nieuwe laag toe.
- Een Zwakke Laag: Het gevaar ontstaat als er een ‘zwakke laag’ in het sneeuwdek zit. Dit is een laag waar de sneeuwkristallen niet goed hechten aan de laag erboven of eronder. Dit kan bijvoorbeeld komen door temperatuurschommelingen (smelten en opnieuw bevriezen), bepaalde soorten sneeuwkristallen (zoals beker- of dieptarijpkristallen), of door opgehoopte sneeuw die door de wind is verplaatst (triebschnee). Deze zwakke laag kan instabiel zijn.
- Een Trigger (Verstoring): De zwakke laag kan bezwijken door extra belasting of een verstoring. Dit kan een natuurlijke oorzaak zijn, zoals:
- Nieuwe, zware sneeuwval die extra gewicht toevoegt.
- Wind die sneeuw verplaatst en ophoopingen (windplaten) vormt.
- Een snelle stijging van de temperatuur of sterke zonneschijn die de bovenste lagen verzwakt.
- Regen, aardbevingen, vallende rotsen of ijs.
- Maar heel vaak (ongeveer 90% van de ongelukken) is de trigger een mens: een skiër, snowboarder of sneeuwscooter die over de instabiele helling beweegt.
Als de zwakke laag bezwijkt, glijdt de bovenliggende sneeuwlaag (de ‘plaat’ of ‘slab’ bij een plaatlawine) over de onderliggende laag naar beneden, en neemt daarbij steeds meer sneeuw mee.